Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.609 resultaten

Rechtspraak

PR 2020-0187

Eenzijdige wijziging pensioenovereenkomst door AFM deels rechtsgeldig, wijziging onvoorwaardelijke indexatie en wijziging uitvoeringsovereenkomst niet

AFM wijzigt eenzijdig de pensioenovereenkomst met werknemers. Er ontstaat een geschil over de rechtsgeldigheid van die eenzijdige wijziging van pensioenovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst. Het hof verklaart voor recht dat de eenzijdige wijziging door AFM van de Pensioenregeling 2014 naar de Pensioenregeling 2016 niet rechtsgeldig is geweest voor zover die wijziging betrekking heeft op de premiesystematiek op basis van premiedemping, op de maximering van de bijdrage van AFM in de uitvoeringskosten en op de beëindiging van de onvoorwaardelijke indexatie van de tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken, en daarmee in zoverre geen rechtsgevolg heeft gehad. Tevens verklaart het hof voor recht dat de wijziging van Pensioenovereenkomst 2014 nietig is voor wat betreft de afschaffing van de onvoorwaardelijke indexatie van tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken. De wijziging van de Uitvoeringsovereenkomst 2014 is nietig voor wat betreft de afschaffing van de herstelpremieopslag van 10% van de premie, de vergoeding van de werkelijke uitvoeringskosten die zijn toe te rekenen aan de tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken en de verplichting om de extra last voor het pensioenfonds als gevolg van grondslagwijzigingen (anders dan ten gevolge van wijzigingen in de rekenrente) te vergoeden die zijn toe te rekenen aan de voor 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken. Voor de overige onderdelen van de eenzijdige wijziging had AFM volgens het hof een voldoende zwaarwichtig belang.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 03-11-2020

Rechtspraak

PR 2020-0186

Eenzijdige wijziging pensioenovereenkomst door AFM deels rechtsgeldig, wijziging onvoorwaardelijke indexatie en wijziging uitvoeringsovereenkomst niet

AFM wijzigt eenzijdig de pensioenovereenkomst met werknemers. Er ontstaat een geschil over de rechtsgeldigheid van die eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst. Het hof verklaart voor recht dat de eenzijdige wijziging door AFM van de Pensioenregeling 2014 naar de Pensioenregeling 2016 niet rechtsgeldig is geweest voor zover die wijziging betrekking heeft op de premiesystematiek op basis van premiedemping, op de maximering van de bijdrage van AFM in de uitvoeringskosten en op de beëindiging van de onvoorwaardelijke indexatie van de tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken, en daarmee in zoverre geen rechtsgevolg heeft gehad. Tevens verklaart het hof voor recht dat de wijziging van Pensioenovereenkomst 2014 nietig is voor wat betreft de afschaffing van de onvoorwaardelijke indexatie van tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken. De wijziging van de Uitvoeringsovereenkomst 2014 is nietig voor wat betreft de afschaffing van de herstelpremieopslag van 10% van de premie, de vergoeding van de werkelijke uitvoeringskosten die zijn toe te rekenen aan de tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken en de verplichting om de extra last voor het pensioenfonds als gevolg van grondslagwijzigingen (anders dan ten gevolge van wijzigingen in de rekenrente) te vergoeden die zijn toe te rekenen aan de voor 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken. Voor de overige onderdelen van de eenzijdige wijziging had AFM volgens het hof een voldoende zwaarwichtig belang.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 03-11-2020

Rechtspraak

PR 2020-0182

Pensioenfonds heeft niet tijdig advies gevraagd aan verantwoordingsorgaan bij voorgenomen besluit overstap PGB en liquidatie

Deze uitspraak heeft betrekking op de vraag of het pensioenfonds AVH heeft voldaan aan zijn verplichting om het verantwoordingsorgaan tijdig om advies te vragen over de collectieve waardeoverdracht naar PGB. De Ondernemingskamer oordeelt dat dit niet het geval is. Het pensioenfonds heeft op 11 juni 2020 aan het verantwoordingsorgaan advies gevraagd over het in die adviesaanvraag nader uitgewerkte voornemen om per 1 januari 2021 te komen tot een collectieve waardeoverdracht aan PGB en het verantwoordingsorgaan verzocht om uiterlijk op 25 juni 2020 te adviseren. Zonder die door hemzelf gestelde termijn af te wachten heeft het pensioenfonds op 17 juni 2020 een overeenkomst met PGB tot collectieve waardeoverdracht ondertekend. De in die overeenkomst opgenomen ontbindende en opschortende voorwaarden laten aan het pensioenfonds geen ruimte om zelfstandig – dat wil zeggen zonder instemming van PGB – af te zien van de collectieve waardeoverdracht indien de inhoud van het door het verantwoordingsorgaan uit te brengen advies hem daartoe aanleiding zou geven. Het pensioenfonds heeft met het ondertekenen van de overeenkomst van 17 juni 2020 besloten tot collectieve waardeoverdracht aan PGB zonder het advies van het verantwoordingsorgaan af te wachten. Omdat de overeenkomst van 17 juni 2020 is ondertekend voordat de door het pensioenfonds gestelde termijn voor advisering was verstreken, moet achteraf worden vastgesteld dat het advies niet op een zodanig tijdstip is gevraagd dat het van wezenlijke invloed kon zijn. De Ondernemingskamer verklaart voor recht dat het pensioenfonds niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit tot het aangaan van de overeenkomst van collectieve waardeoverdracht van 17 juni 2020 met PGB en verplicht het pensioenfonds dit besluit in te trekken en de gevolgen daarvan ongedaan te maken.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 05-11-2020