Herzieningsverzoek t.a.v. pensioen afgewezen
Geschil over een te laag ouderdomspensioen van ex-werknemer bij ABP die in dienst was van college. Kern van het geschil is dat het ABP de brief van het college aan het ABP van 17 augustus 1998 ter zake van de wachtgeldregeling van verzoeker en de daardoor verminderde opbouw van pensioenrechten, niet heeft ontvangen, waardoor het ABP verzoeker vervolgens niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om premie bij te storten. De schadeoorzaak is privaatrechtelijk van aard. De beslissing van het college hierover is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft in het verzoek om herziening, samengevat, naar voren gebracht dat het college een oneerlijke proceshouding heeft ingenomen in de toenmalige procedure, omdat hem pas naar aanleiding van zijn WOB-verzoek in 2018 een document van 2 februari 2011 bekend is geworden. De Raad is van oordeel dat geen sprake is van feiten of omstandigheden zoals bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, omdat deze, waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, niet tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De door verzoeker genoemde geldstromen zien op correcties van pensioenafdrachten ter uitvoering van het ingetrokken ontslag per 1 oktober 1994 tot de datum van het daadwerkelijke ontslag per 1 april 1998. Met de door verzoeker gestelde schadeoorzaak in 1998 houden deze betalingen dus geen verband. Het verzoek om herziening wordt afgewezen.
Centrale Raad van Beroep, 20-01-2022