Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.626 resultaten

Rechtspraak

PR 2022-0189

Klacht dat notaris bij testament niet heeft geïnformeerd over uitfasering eigen beheer is ongegrond.

De notaris heeft in december 2017 een testament gepasseerd van de overleden zwager van klagers (hierna: erflater). Erflater was enig aandeelhouder van een besloten vennootschap. Deze vennootschap had een pensioenregeling in eigen beheer. Een half jaar voor het passeren is de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (hierna: de Wup) in werking getreden. De notaris heeft volgens klagers in strijd met zijn zorgplicht gehandeld doordat hij niet met de fiscaal nadelige gevolgen van deze wet rekening heeft gehouden. De notaris heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet op de hoogte was van het feit dat de bv een pensioenregeling in eigen beheer had die omgezet was naar een oudedagsverplichting. Er is niet gebleken van omstandigheden die zouden leiden tot de conclusie dat de notaris het bestaan van de pensioenregeling ergens uit heeft moeten afleiden; de eerdere testamenten gaven hiertoe ook geen aanleiding. Om dezelfde redenen was er voor de notaris dus ook geen aanleiding om bij erflater aan te dringen op voorafgaand advies van een fiscaal adviseur. De notaris heeft aan zijn onderzoeksplicht voldaan. De notaris heeft gevraagd naar de omvang en samenstelling van het vermogen van erflater, maar erflater heeft duidelijk te kennen gegeven dat hij daarin geen inzicht wilde verschaffen.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 18-10-2022

Rechtspraak

PR 2022-0188

Ex-echtgenoot handelt onrechtmatig door niet datgene te doen wat redelijkerwijs van hem gevraagd kon worden om aan zijn verplichting tot afstorting van het pensioen te voldoen.

Partijen zijn (buiten gemeenschap van goederen) gehuwd geweest. De echtscheidingsbeschikking is op 28 oktober 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Geïntimeerde is DGA van X Tandarts B.V. (de bv). Daarin is een pensioen in eigen beheer opgebouwd. Bij beschikking van 27 oktober 2009 heeft het hof bepaald dat geïntimeerde na verkoop en levering van de echtelijke woning onverwijld moet zorgen voor afstorting van in de beschikking omschreven pensioenaanspraken van appellante bij een verzekeraar. Appellante heeft tot 2018 pensioenuitkeringen ontvangen van de bv, daarna niet meer omdat de bv die niet meer kon betalen. Appellante maakt in deze procedure aanspraak op vergoeding van de schade die zij lijdt doordat haar pensioenaanspraken niet zijn afgestort conform de beschikking. Zij heeft bij de rechtbank gevorderd dat geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 283.972. De rechtbank heeft haar vorderingen afgewezen. Het hof wijst de vordering tot betaling van de schadevergoeding toe. Het hof stelt vast dat geïntimeerde voor het overige de stelling van appellante, dat geïntimeerde niet datgene heeft gedaan wat nodig was om tot pensioenafstorting over te gaan terwijl dat wel had gekund, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daarmee staat vast dat geïntimeerde zijn verplichting ten opzichte van haar niet is nagekomen en onrechtmatig heeft gehandeld. Dit handelen kan geïntimeerde worden toegerekend, omdat het als enig bestuurder en enig aandeelhouder in zijn macht lag om de juiste keuzes te maken waardoor wel aan de afstortingsverplichting voldaan had kunnen worden. Als geïntimeerde ervoor had gezorgd dat er voldoende liquiditeiten voorhanden waren en hij de middelen die hij in rekening-courant uit de bv in privé had opgenomen had aangewend om te voldoen aan de afstortingsverplichting, had appellante het pensioen kunnen krijgen waarop zij op grond van de beschikking recht had.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 25-10-2022

Rechtspraak

PR 2022-0187

Pensioenuitvoerder aansprakelijk voor indexatieschade werkgever maar van schade is niet gebleken.

Werkgever (geïntimeerde) stelt dat pensioenuitvoerder CBA een fout heeft gemaakt bij haar pensioenadvisering over (financiering van) de voorwaardelijke indexatie. Hij stelt daardoor (mogelijk) schade te lijden die CBA moet vergoeden, althans hem daarvoor moet vrijwaren. De kantonrechter heeft die vorderingen toegewezen. Het hof komt tot het oordeel dat CBA een fout heeft gemaakt en dat de verklaring voor recht in zoverre terecht is gegeven. Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam pensioenuitvoerder mag worden verwacht dat deze zich ervan vergewist dat het pensioenreglement spoort met de pensioenovereenkomsten tussen werkgever en werknemers. In dit geval heeft de pensioenuitvoerder nagelaten voldoende specifiek erop te wijzen dat de voorgestelde wijziging van het pensioenreglement kon meebrengen dat voor de financiering van toe te kennen toeslagen mogelijk extra middelen (uitgaande boven een beschikbaar depot) beschikbaar zouden moeten komen. Van veroorzaakte schade is echter niet gebleken. Onvoldoende onderbouwd is echter de stelling van de werkgever dat als gevolg van deze fout tussen de werkgever en zijn werknemers een pensioenovereenkomst is gaan gelden die jegens de werkgever aanspraak geeft op betaling van toeslagen ook als daarvoor dergelijke extra middelen zouden moeten worden ingezet. Het daarop betrekking hebbende deel van de vordering wordt daarom alsnog afgewezen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 04-10-2022

Rechtspraak

PR 2022-0183

Geen ernstig verwijtbaar ontslag maar schending zorgplicht overbelaste werknemer; pensioenschade niet toewijsbaar, schadevergoeding toegekend

Ontslagzaak. Geschil tussen werkgever en verzorgende IG die ziek is uitgevallen. Het hof oordeelt dat niet is voldaan aan de eis van ernstige verwijtbaarheid. Er is daarom geen grondslag voor een billijke vergoeding. Het hof oordeelt dat werkgeefster haar zorgplicht als omschreven in artikel 7:658 lid 1 BW jegens werknemer niet is nagekomen. Werknemer had als verzorgende IG de verantwoordelijkheid voor een groot aantal cliënten die verspreid verblijven in appartementen en aanleunwoningen. Vanaf mei 2016 heeft werknemer meermaals aandacht gevraagd voor de situatie en aangekaart dat het automatiseren van de te verlenen zorgcontacten (via beeld/luisterverbinding) feitelijk niet werkte, hij bij gelijktijdige alarmeringen van patiënten onvoldoende zorg kon leveren en de afstand die hij moest overbruggen tussen de verdiepingen (zonder dat hij de lift mocht gebruiken omdat hij de enige verzorgende IG was) aanzienlijk was evenals de afstand naar de aanleunwoningen. Om deze redenen had werkgeefster meer zorg moeten betrachten voor de werksituatie en de dreigende overbelasting van werknemer. De gevorderde pensioenschade wordt afgewezen. Het hof acht het echter redelijk om een periode van inkomensverlies van drie jaar in aanmerking te nemen waardoor werkgeefster wordt veroordeeld een bedrag van € 28.155,36 bruto aan werknemer toe te kennen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 08-09-2022