Naar boven ↑
1.374 resultaten

Rechtspraak

PR 2021-0168

Geen opheffing executoriale beslagen voor dwangsommen 1 miljoen wegens niet tijdig afstorten pensioen

Executiegeschil. Na echtscheiding is de bv van de man (DGA) veroordeeld om het deel van het ouderdomspensioen af te storten. Vervolgens heeft de vrouw na kort geding een vonnis verkregen waarin eiser veroordeeld is tot dwangsommen van € 25.000 per dag met een maximum van € 1 miljoen. De vrouw heeft na het verlopen van de tijd laten weten dat de dwangsommen waren verbeurd tot een bedrag van (toen) € 75.000. Daarna is executoriaal beslag gelegd. Eind 2020 is het bedrag dat benodigd was voor het werknemerspensioen afgestort. Eiser vordert opheffing van de beslagen en opheffing van de dwangsomveroordeling. De rechtbank oordeelt dat voorshands niet onaannemelijk is dat eiser een bedrag aan dwangsommen verbeurd heeft, gelet op het feit dat het bedrag voor het werknemerspensioen van gedaagde pas eind 2020 is afgestort. Vooralsnog is niet gebleken dat eiser door de door gedaagde gelegde executoriale beslagen zwaar getroffen is. Het belang van gedaagde bij handhaving van de executoriale beslagen wordt dan ook geacht zwaarder te wegen dan dat van eiser bij opheffing daarvan. De dwangsom op nakoming door eiser van veroordeling punt 5.2 van het vonnis dient (voor de toekomst) te worden opgeheven omdat vaststaat dat eiser deze veroordeling inmiddels is nagekomen, en de dwangsom op nakoming door eiser van veroordeling punt 5.4 van het vonnis dient te worden opgeheven omdat vaststaat dat nakoming door eiser (inmiddels) blijvend onmogelijk is.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 30-07-2021

Rechtspraak

PR 2021-0162

Bij partneralimentatie hoeft bij draagkracht geen rekening te worden gehouden met pensioenvoorziening man

Geschil na echtscheiding over omvang van de partneralimentatie. Het hof oordeelt dat de ingangsdatum van de partneralimentatie 1 juli 2019 is. Dat is de datum waarop de echtelijke woning is verkocht aan de opvolgend eigenaar. Tot dat moment had de man dubbele woonlasten. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat de behoefte van de vrouw niet is verbleekt. De welstand gedurende het huwelijk is derhalve bepalend voor de behoefte van de vrouw. Het hof houdt bij de berekening van de draagkracht van de man geen rekening met een bedrag van € 500 aan extra pensioenlasten per maand of met extra stortingen, nu de man geen inzicht heeft verschaft in de omvang van het pensioengat en de noodzaak tot pensioenaanvulling in deze omvang en op deze wijze. Het hof kan derhalve niet beoordelen of de extra pensioenvoorzieningen redelijk zijn en voorrang zouden moeten hebben boven de onderhoudsplicht van de man. De man bouwt immers sedert de echtscheiding in 2014 nog steeds verder zijn reguliere ABP-pensioen op, waarvoor maandelijks reeds een premie van circa € 600 wordt afgedragen. Voorts heeft de man geen aangifte of aanslag Inkomstenbelasting 2019 overgelegd evenmin als een aangifte 2020, zodat zijn vermogenspositie niet duidelijk is. Daarnaast is ter mondelinge behandeling gebleken dat partijen uit de overwaarde van de echtelijke woning ieder € 120.000 hebben overgehouden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat extra pensioenstortingen door de man niet prevaleren boven zijn onderhoudsplicht jegens de vrouw. De man heeft de ruimte om in de aanvullende behoefte van de vrouw te voorzien en dient met ingang van 1 juli 2019 – gelet op het verzoek van de vrouw – een bijdrage van € 2.715 per maand in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw te voldoen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 29-07-2021