Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.659 resultaten

Rechtspraak

PR 2023-0005

Ex-militair verliest deel pensioenopbouw wachtgeldregeling bij herindiensttreding.

Deze zaak gaat over de vraag of een ex-militair die op basis van de voor hem geldende wachtgeldregeling voor militairen voor 50% pensioen blijft opbouwen, deze pensioenopbouw (gedeeltelijk) verliest als hij opnieuw in dienst treedt bij de overheid. Volgens de ex-militair volgt uit het toepasselijke ABP Pensioenreglement dat dat niet het geval is, terwijl de Staat de tegenovergestelde mening is toegedaan. Verder is de ex-militair van mening dat als de lezing van de Staat juist zou zijn, er sprake is van ongelijke behandeling ten opzichte van militairen die met vervroegd pensioen zijn gegaan. Het hof acht het onaannemelijk dat door de sociale partners is beoogd in het kader van het tweede lid van artikel 17.1.6 ABP Pensioenreglement een onderscheid te maken tussen deelnemers met een deeltijddienstverhouding en deelnemers met een voltijddienstverhouding. Immers, zonder nadere toelichting waarom een dergelijk onderscheid in dit geval gerechtvaardigd is, zou zeer waarschijnlijk sprake zijn van een verboden onderscheid tussen voltijders en deeltijders. De conclusie is dat het hof van oordeel is dat artikel 17.1.6 lid 2 ook moet worden toegepast op voltijders, zoals verweerder. Het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel faalt. Bij militairen met een UGM-uitkering is het uitgangspunt dat zij geen nieuwe functie (met pensioenopbouw) zullen gaan vervullen, terwijl het uitgangspunt bij militairen met een wachtgeldregeling is dat dit wel het geval is. Dit alles betekent dat (ook) in het kader van de pensioenopbouw na wederindiensttreding sprake is van twee objectief te onderscheiden groepen. Het hof acht het dan ook gerechtvaardigd dat de Staat in het kader van de uitvoeringspraktijk van artikel 17.1.6 ABP Pensioenreglement onderscheid heeft gemaakt tussen beide groepen. Dit onderscheid is overigens inmiddels ook geformaliseerd in het ABP Pensioenreglement van 2020.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 13-12-2022

Rechtspraak

PR 2023-0004

Uitleg overrentedeling bij verzekeraar, vordering schadevergoeding verjaard.

Het gaat in deze procedure om de vraag welke rechten Oude Reimer B.V. en haar werknemers kunnen ontlenen aan de collectieve pensioenverzekering die Oude Reimer B.V. vanaf 1996 bij Centraal Beheer, de rechtsvoorgangster van Achmea, heeft afgesloten. Het hof heeft in het laatste tussenarrest een groot aantal beslissingen gegeven over de primaire vorderingen die Oude Reimer c.s. heeft ingesteld en partijen de gelegenheid gegeven zich uit te laten over hun belangen bij de vorderingen (inclusief die in het incidenteel hoger beroep) na die beslissingen. Het hof heeft in het tussenarrest van 14 september 2021 de door Oude Reimer c.s. bepleite uitleg van de overrentedelingsregeling verworpen. Het hof heeft in het tussenarrest ten aanzien van de subsidiaire vordering tot schadevergoeding beslist dat Achmea haar informatieplicht heeft geschonden en partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de aannemelijkheid en hoogte van de daardoor door Oude Reimer c.s. geleden schade. Het hof zal ten aanzien van enkele door Oude Reimer c.s. opgeworpen punten het tussenarrest aanvullen en verbeteren (onder I). Dit leidt er echter niet toe dat het hof terugkomt op eerder genomen beslissingen. Het hof beslist dat de vorderingen van Oude Reimer c.s. worden afgewezen. Het hof oordeelt onder meer dat de grondslagen voor vernietiging en schadevergoeding zijn verjaard.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 06-12-2022

Rechtspraak

PR 2023-0001

Beroepsaansprakelijkheid pensioenadviseur Aon voor waardeoverdracht naar beleggingsverzekering: schending zorgplicht.

Geschil tussen cliënt en pensioenadviseur Aon over advies om collectief pensioen om te zetten in beleggingsverzekering (C-polis). Op advies van Aon heeft waardeoverdracht plaatsgevonden. Beroepsaansprakelijkheid pensioenadviseur voor advies om kapitaal gegarandeerd pensioen in te brengen in beleggingsverzekering. Het kapitaal is op de pensioendatum aangewend voor de aankoop van een (in beginsel) vast ouderdomspensioen van € 14.959 bruto per jaar. Dit is lager dan het oorspronkelijke gegarandeerde pensioen van nominaal € 32.890 bruto per jaar. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat Aon aansprakelijk is voor de pensioenschade en haar veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. Het hof heef de vorderingen van de cliënt afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof over het beleggingsrisico niet onbegrijpelijk is. Wat de rekenrente betreft, heeft het hof in zijn tussenarrest geoordeeld dat Aon de cliënt duidelijk had moeten waarschuwen voor het risico van een dalende rente. Het hof heeft daarbij meegewogen dat de rentestand een van de belangrijkste factoren is die de hoogte bepalen van het met het opgebouwde kapitaal aan te kopen pensioen, en dat de cliënt het risico hiervan niet kende of behoorde te kennen. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. De cliënt moest bij zijn beslissing over het aangaan van de beleggingsverzekering de kans op een hoger pensioen dan het gegarandeerde pensioen afwegen tegen het risico van een slechtere uitkomst. Voor deze afweging is niet alleen van belang tot welk bedrag de cliënt het risico van een slechtere uitkomst dan het gegarandeerde pensioen wilde accepteren, maar ook hoe groot hij de kans inschatte dat het pensioen op dat bedrag zou kunnen uitkomen of – meer algemeen – zou kunnen uitkomen op een lager bedrag dan het gegarandeerde pensioen. Voor die inschatting is relevant dat het pensioen dat uit de beleggingsverzekering zou resulteren, niet uitsluitend afhing van het beleggingsrisico, maar mede van het rekenrenterisico. De uitkomst werd door de combinatie van deze risico’s immers onzekerder. Daarbij komt dat het rekenrenterisico, anders dan het beleggingsrisico, niet door een garantie was beperkt. Een en ander heeft het hof niet kenbaar betrokken in zijn oordeel. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 april 2021 en verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
Hoge Raad, 16-12-2022