Militair protesteert vergeefs tegen conversiebesluit uit 2001 naar ABP; protest tegen berekening is privaatrechtelijke aangelegenheid waarover bestuursrechter niet bevoegd is
Via een conversiebesluit van 16 juli 2001 is het pensioen van een militair overgedragen aan het ABP en omgezet in gelijkwaardige pensioenaanspraken op grond van het pensioenreglement van ABP. De militair heeft geen bezwaar gemaakt tegen het conversiebesluit en de herberekening van zijn pensioen. Bij brief van 10 februari 2016 heeft hij aangegeven dat er fouten zijn gemaakt in de overdracht en de minister verzocht om die fouten te herstellen. De minister heeft het verzoek afgewezen op 10 juni 2016. De rechtbank heeft op 12 januari 2017 geoordeeld dat er geen ruimte is voor inhoudelijke toetsing om terug te komen op het in rechte vaststaande conversiebesluit zonder nieuwe feiten en gewijzigde omstandigheden. Het verzoek van appellant van 16 februari 2017 strekt ertoe dat de minister terugkomt van het in rechte vaststaande conversiebesluit. Met de rechtbank is de Centrale Raad van Beroep van oordeel dat appellant aan zijn verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb ten grondslag heeft gelegd. De door appellant aangevoerde gronden richten zich tegen de wijze waarop de conversie is uitgevoerd. Het zijn feitelijk inhoudelijke gronden, die zijn gericht tegen het in rechte vaststaande conversiebesluit. Voor zover de gronden van appellant ook gericht zijn tegen de berekening en de hoogte van het pensioen is de Raad, gezien de overdracht van het militair pensioenstelsel per 1 juni 2001 aan het ABP, van oordeel dat de minister niet langer bevoegd is om beslissingen te nemen over pensioenberekeningen. Dit is een privaatrechtelijke aangelegenheid, zodat de bestuursrechter niet bevoegd is om hierover te oordelen.
Centrale Raad van Beroep, 02-09-2022