Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.659 resultaten

Rechtspraak

PR 2022-0183

Geen ernstig verwijtbaar ontslag maar schending zorgplicht overbelaste werknemer; pensioenschade niet toewijsbaar, schadevergoeding toegekend

Ontslagzaak. Geschil tussen werkgever en verzorgende IG die ziek is uitgevallen. Het hof oordeelt dat niet is voldaan aan de eis van ernstige verwijtbaarheid. Er is daarom geen grondslag voor een billijke vergoeding. Het hof oordeelt dat werkgeefster haar zorgplicht als omschreven in artikel 7:658 lid 1 BW jegens werknemer niet is nagekomen. Werknemer had als verzorgende IG de verantwoordelijkheid voor een groot aantal cliënten die verspreid verblijven in appartementen en aanleunwoningen. Vanaf mei 2016 heeft werknemer meermaals aandacht gevraagd voor de situatie en aangekaart dat het automatiseren van de te verlenen zorgcontacten (via beeld/luisterverbinding) feitelijk niet werkte, hij bij gelijktijdige alarmeringen van patiënten onvoldoende zorg kon leveren en de afstand die hij moest overbruggen tussen de verdiepingen (zonder dat hij de lift mocht gebruiken omdat hij de enige verzorgende IG was) aanzienlijk was evenals de afstand naar de aanleunwoningen. Om deze redenen had werkgeefster meer zorg moeten betrachten voor de werksituatie en de dreigende overbelasting van werknemer. De gevorderde pensioenschade wordt afgewezen. Het hof acht het echter redelijk om een periode van inkomensverlies van drie jaar in aanmerking te nemen waardoor werkgeefster wordt veroordeeld een bedrag van € 28.155,36 bruto aan werknemer toe te kennen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 08-09-2022

Rechtspraak

PR 2022-0176

Militair protesteert vergeefs tegen conversiebesluit uit 2001 naar ABP; protest tegen berekening is privaatrechtelijke aangelegenheid waarover bestuursrechter niet bevoegd is

Via een conversiebesluit van 16 juli 2001 is het pensioen van een militair overgedragen aan het ABP en omgezet in gelijkwaardige pensioenaanspraken op grond van het pensioenreglement van ABP. De militair heeft geen bezwaar gemaakt tegen het conversiebesluit en de herberekening van zijn pensioen. Bij brief van 10 februari 2016 heeft hij aangegeven dat er fouten zijn gemaakt in de overdracht en de minister verzocht om die fouten te herstellen. De minister heeft het verzoek afgewezen op 10 juni 2016. De rechtbank heeft op 12 januari 2017 geoordeeld dat er geen ruimte is voor inhoudelijke toetsing om terug te komen op het in rechte vaststaande conversiebesluit zonder nieuwe feiten en gewijzigde omstandigheden. Het verzoek van appellant van 16 februari 2017 strekt ertoe dat de minister terugkomt van het in rechte vaststaande conversiebesluit. Met de rechtbank is de Centrale Raad van Beroep van oordeel dat appellant aan zijn verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb ten grondslag heeft gelegd. De door appellant aangevoerde gronden richten zich tegen de wijze waarop de conversie is uitgevoerd. Het zijn feitelijk inhoudelijke gronden, die zijn gericht tegen het in rechte vaststaande conversiebesluit. Voor zover de gronden van appellant ook gericht zijn tegen de berekening en de hoogte van het pensioen is de Raad, gezien de overdracht van het militair pensioenstelsel per 1 juni 2001 aan het ABP, van oordeel dat de minister niet langer bevoegd is om beslissingen te nemen over pensioenberekeningen. Dit is een privaatrechtelijke aangelegenheid, zodat de bestuursrechter niet bevoegd is om hierover te oordelen.
Centrale Raad van Beroep, 02-09-2022