Echtscheidingsgeschil over verdeling huwelijksvermogen; verevening over in Duitsland opgebouwd pensioen
Echtscheidingsgeschil. Bij tussenbeschikking heeft het hof overwogen dat de omstandigheid dat beide partijen van mening zijn dat aan de formele vereisten is voldaan voor de aanwijzing van Duits recht als toepasselijk recht ten aanzien van het pand aan de [adres 2] te [plaats 2], in Duitsland, niet wegneemt dat het hof gehouden is ambtshalve de formele rechtsgeldigheid van de notariële akte te toetsen en dat het hof in hetgeen partijen hebben aangevoerd dan ook geen aanleiding ziet om af te zien van het voornemen om advies te vragen aan een deskundige. Het hof legt de vraag voor aan de deskundige. Ten aanzien van de overige geschilpunten overweegt het hof dat over het door de man in Duitsland opgebouwde pensioen eerder is beslist dat de vrouw ingevolge de WVPS jegens de man aanspraak kan maken op een aandeel in het door hem gedurende de periode 3 oktober 2013 tot 9 juni 2016 opgebouwde pensioen in het Duitse pensioenfonds voor tandartsen. Uit de berekening blijkt dat het aandeel van de vrouw in het pensioen van de man, voor zover opgebouwd gedurende voormelde periode, € 202,18 per maand bedraagt. Het hof zal bepalen dat de man dit bedrag, te vermeerderen met de daarop van toepassing zijnde indexatie, aan de vrouw dient te voldoen met ingang van de datum waarop hij een pensioenuitkering van het Duitse pensioenfonds VZN zal ontvangen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 27-02-2020