Geschil tussen werkgever en werknemer. Werknemer vordert nabetaling van achterstallig salaris op grond van cao-loonsverhogingen en achterstallige pensioenpremies. Het beroep van werkgever op de klachtplicht slaagt niet, maar het beroep op verjaring gedeeltelijk. Werknemer stelt zich op het standpunt dat de verjaring in augustus 2021 op grond van artikel 3:318 BW is gestuit omdat werkgever toen de loonachterstand heeft erkend. Dit verweer slaagt. Dit betekent dat de vordering tot betaling van het achterstallig loon over de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2021 kan worden toegewezen, terwijl de vordering die betrekking heeft op de periode april 2008 tot augustus 2016 is verjaard. De kantonrechter veroordeelt werkgever om binnen één maand na de vonnisdatum de achterstallige pensioenpremies aan het pensioenfonds uit hoofde van de arbeidsovereenkomst vanaf 1 maart 2007 tot 1 februari 2024 te betalen.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 21-05-2025